Inleiding: de gronden voor ontbinding vanaf 1 juli 2015
U weet waarschijnlijk al dat de rechter vanaf 1 juli 2015 een arbeidsovereenkomst alleen op verzoek van de werkgever kan ontbinden als (i) herplaatsing geen optie is en (ii) sprake is van een redelijke grond voor beëindiging. De wetgever heeft de redelijke gronden waarvoor ontbinding kan worden gevraagd bij de kantonrechter limitatief opgesomd in de wet, “geletterd” c t/m h. Die laatste, de “h-grond” was bedoeld als restcategorie. De gronden onder c t/m g sluiten echter niet aan bij de praktijk en de rechter worstelt hiermee. Hierdoor honoreert de rechter de h-grond steeds vaker om de arbeidsovereenkomst toch te kunnen ontbinden. Dit terwijl uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de bedoeling is deze h-grond strikt te interpreteren waarbij aan uitzonderlijke situaties wordt gerefereerd als ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een illegale werknemer of met een werknemer die in detentie wordt ontslagen.
Inmiddels zijn al wel een paar uitspraken gedaan die illustreren dat de rechter deze h-grond ook gebruikt bij bijvoorbeeld een verschil van inzicht op managementniveau en bij langdurige vermissing van een werknemer. De kantonrechter in Den Haag besliste op 14 januari 2016 dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de h-grond ook mogelijk is als de werknemer arbeidsongeschiktheid is en het opzegverbod van toepassing is. De omstandigheden in deze casus waren zeer specifiek dus hier kan zeker niet in zijn algemeenheid uit worden afgeleid dat ontbinding met een arbeidsongeschikte werknemer voortaan mogelijk is op de h-grond. Het is interessant de ontwikkelingen op dit punt af te wachten. Wij houden u hiervan uiteraard op de hoogte.
Casus
Werkneemster was formeel werkzaam bij de gemeente Den Haag maar voerde haar werkzaamheden feitelijk uit bij de Stichting Werkbij die werknemers tewerk stelde op basis van de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW). In 2010 werd besloten tot opheffing van de Stichting Werkbij en afbouw van de WIW banen per uiterlijk 1 juli 2012. De gemeente heeft de arbeidsovereenkomst met werkneemster per brief van 28 februari 2012 tegen 1 juli 2012 opgezegd. Werkneemster kon vervolgens op basis van het Sociaal Plan tot uiterlijk 1 juli 2015 aan het werk blijven bij de Stichting Werkbij op basis van een inleenconstructie. Werkneemster is arbeidsongeschikt sinds 20 februari 2014.
UWV
De gemeente besloot om toch een ontslagvergunning aan te vragen, maar het UWV wijst dit af: de gemeente is juridisch werkgever en dus niet opgehouden te bestaan en daarmee geldt meteen het opzegverbod bij ziekte: de gemeente dient werkneemster tenminste gedurende de eerste twee jaar van haar ziekte in dienst te houden.
Tweede kans: ontbinding?
Bedrijfseconomische redenen?
De kantonrechter is van mening dat de Gemeente de formele werkgever van de zieke werknemer blijft na opheffing van de Stichting Werkbij. Omdat opzegging van een arbeidsovereenkomst met een zieke werknemer volgens de wet gedurende 2 jaar niet mogelijk is tenzij het bedrijf van de werkgever geheel wordt beëindigd, heeft het UWV de vergunning naar het oordeel van de kantonrechter terecht afgewezen en kan de arbeidsovereenkomst nu niet worden ontbonden op de a-grond (bedrijfseconomische redenen).
Andere omstandigheden?
Uit de parlementaire geschiedenis blijkt weliswaar dat deze h-grond gericht was op zeer uitzonderlijke omstandigheden, zoals detentie, illegaliteit van de werknemer of iets dergelijks, maar deze zijn expliciet niet limitatief genoemd. Wel is vast komen te staan dat deze grond niet gebruikt mag worden voor het samenvoegen van alle voorgaande gronden bij elkaar om zodoende alsnog tot een ontbinding te komen. Daarvan is in dit geval evenwel geen sprake oordeelt de kantonrechter, terwijl voldoende vast is komen te staan dat er voor de gemeente geen andere redelijkerwijs mogelijke oplossingen zijn. Nu de WIW-voorzieningen al geruime tijd vervallen zijn heeft de gemeente een gerechtvaardigd belang dat onder deze h-grond geschaard kan worden. Ontbinding volgt dan ook.