Volgens de Wet Normering Topinkomens (WNT) is niet alleen de bezoldiging van topfunctionarissen in de (semi)publieke sector gemaximeerd, maar ook de vergoeding wegens beëindiging van het dienstverband (ontslagvergoeding). Deze vergoeding mag ingevolge de WNT maximaal € 75.000 bruto bedragen.
Daarnaast bedraagt op grond van de WWZ de wettelijke de transitievergoeding bij ontslag momenteel maximaal €76.000 bruto, maar maximaal een jaarsalaris als het jaarsalaris van de werknemer hoger is dan €76.000.
Hoe verhouden deze twee wettelijke regels zich tot elkaar en mogen beide vergoedingen met elkaar cumuleren? Dit is niet expliciet verboden of toegestaan. Kennelijk heeft de wetgever zich niet gerealiseerd dat deze samenloop tot onduidelijkheden kan leiden.
Op 13 juni jl. heeft de kantonrechter te Amsterdam bepaald dat een beëindigingsvergoeding conform de WNT niet mag cumuleren met een transitievergoeding conform de WWZ. Dit betekent dat bij de beëindiging van een dienstverband met een topfunctionaris in de zin van de WNT, dus geen additionele vergoeding overeengekomen mag worden naast een transitievergoeding, als de twee vergoedingen samen het WNT-maximum van €75.000 overschrijden aldus de kantonrechter.
Dit betekent overigens niet dat de wettelijke transitievergoeding zelf wordt genormeerd door de WNT, in die zin dat de wettelijke transitievergoeding niet meer mag bedragen dan €75.000 bruto. Hiervoor geldt dus gewoon het wettelijk maximum van art 7:673 BW van maximaal €76.000 bruto, of een jaarsalaris als dat hoger is. Een hogere vergoeding dan €75.000 kan dus volgens deze kantonrechter alleen aan een “WNT-functionaris” worden toegekend, als de transitievergoeding meer dan dit bedrag bedraagt.
Het is overigens nog maar de vraag of deze uitspraak in hoger beroep stand houdt. Immers in artikel 1.1 sub i WNT staat dat buiten de reikwijdte van artikel 2.10 WNT vallen die uitkeringen die voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde cao of uit een wettelijk voorschrift. De transitievergoeding vloeit voort uit het wettelijk voorschrift van artikel 7:673 BW e.v. Hierdoor heeft de topfunctionaris die ontslagen wordt op initiatief van de werkgever naar onze overtuiging niet alleen aanspraak op een transitievergoeding, maar daarnaast ook op een beëindigingsvergoeding op grond van artikel 2.10 WNT, zonder verrekening. De topfunctionaris kan op grond van de wettekst dus maximaal aanspraak maken op een vergoeding in het kader van de beëindiging van het dienstverband van € 151.000 (of € 75.000 + het loon over twaalf maanden). Weliswaar komt dit op gespannen voet te staan met de bedoeling van de WNT maar de enige weg die dan open staat is aanpassing van de WNT. Dat is volgens de eindrapportage WNT evaluatie over 2013-2015 ook een aanbeveling geweest die echter tot op heden niet is uitgevoerd.
Andere vragen die de kantonrechter in deze zaak moest beantwoorden gingen over wat precies onder de beëindigingsvergoeding conform art. 2.10 de WNT valt en of het dus toelaatbaar is om deze andere elementen, naast de vergoeding onder de WNT, te vergoeden:
Volgens de kantonrechter volgt tevens uit de WNT (artikel 2.10 lid 3) dat de bezoldiging over de periode waarin de “WNT-functionaris” geen taken meer vervult, vooruitlopend op de beëindiging van zijn dienstverband, inderdaad onder deze definitie van vergoeding uit de WNT valt. Dit betekent echter niet dat het loon over deze periode in mindering gebracht mag worden op de transitievergoeding.
Vergoedingen van kosten van rechtsbijstand, outplacement of financieel- en pensioenadvies vallen niet onder het begrip beëindigingsvergoeding conform artikel 2.10 WNT, indien deze tijdens het dienstverband als (extra) bezoldigingscomponent boven de maximale bezoldiging zijn toegelaten onder de WNT.
Overgangsrecht WNT
Indien een “WNT functionaris” overigens op basis van oude afspraken recht heeft op een hogere beëindigingsvergoeding (in beginsel daterend van vóór 1 januari 2013) dan €75.000 bruto, wordt deze hogere beëindigingsvergoeding overigens op grond van het overgangsrecht nog gedurende vier jaar gerespecteerd, dus uiterlijk tot en met eind 2016. Dit kan zeer relevant worden bij een voorgenomen beëindiging aan het einde van 2016.
Lees hier de hele uitspraak.